Last?

Ik ga met Ruben richting de kaaswinkel. Voordat we gaan kletsen we over wat voor kaas we kunnen gaan kopen én doen met de kaas. Quiche,pizza, pasta of nou ja gewoon de kaas zo eten. Als kaasverslaafde moeten we oppassen dat Ruben niet de hele winkel leeg wil kopen. Ik kan me niet herinneren dat ik met Ruben samen in deze kaaswinkel was. Vanwege Corona maar óók omdat Ruben vaak te vermoeid was zijn we de afgelopen 2 jaar niet heel veel in winkels geweest met hem. De afgelopen tijd zijn we dit aan het in halen en gaan we geregeld winkelen. Want wát is er nu leuker dan je eigen eten in de winkel uit kiezen!

Voordat we de winkel in gaan zet ik wat woorden op de spraakcomputer die we kunnen zeggen. Binnen is er zoveel te zien dat én alle lekkere kaasjes zien én de andere mensen én focussen op je spraakcomputer wat moeilijker is. Ik help Ruben een beetje met de zin ‘goedemorgen, ik kom kaas kopen’ uitspreken. Er komt wel een goedemorgen terug maar de man kijkt mij aan. We gaan verder met woorden zoeken en zinnen maken. ‘Heeft u brie voor mij?’ De man richt zich weer alleen tot mij. Ik voel dat de man zich een beetje ongemakkelijk voelt. Snel kiezen we een boerenbrie en wat andere Franse kaasjes uit. Het water loopt Ruben uit zijn mond. Het maakt hem eigenlijk ook niet uit dat het wat sneller gaat, des te sneller kunnen we het thuis op eten. ‘Wat voor oude kaas heeft u?’ Weer tot mij ‘Waar houd je van, wat voor soort oude kaas?’ ‘JIJ, hé Ruben houd van pittige kazen, toch?’ Ik zie hem naar het woord ‘oud’ kijken in zijn computer en hij wijst naar een groot stuk kaas. Weer richt de man zich tot mij alleen. ‘Wilt u een stukje proeven?’ Ruben geeft een lichte ja knik. ‘Wil je proeven, Ruben? Herhaal ik terwijl hij al op de man geantwoord heeft. Nog een keer met zijn hele houding van kom maar, het liefst een groot stuk! Het enige waar ik aan denk is of we wel doekjes mee hebben genomen. Maar verder denk ik er niet bij na en leg ik een stukje kaas zoals we thuis ook doen tussen zijn kauwvlakken. Zijn tong stuurt het hierna door zijn mond. Maar het stukje kaas komt met wat speeksel ook een beetje naar buiten. Ik veeg het weg met zijn sjaaltje. Terwijl we heerlijk staan te proeven zegt de man plotseling ‘Wat een last he..’ ‘Uhm…….’

Ik zit zo met Ruben in het moment dat ik niet direct weet wat te antwoorden. Ik ben gewoon heerlijk met mijn zoon kaasjes aan het uitzoeken. Alles is voor mij zo normaal. Ik zie geen rolstoel, de spraakcomputer hoort bij Ruben, dit is Ruben. Alhoewel het natuurlijk voor een 10 jarige jongen wel bijzonder is dat hij zo van verschillende kaasjes houd.. Ik ben zo gefocust op waar Ruben naar kijkt, wat hij non- verbaal allemaal zegt dat ik snel antwoord ‘uhm, nou nee.. wij weten niet beter’. Maar dát is niet het antwoord wat ik had willen geven. Wat dan wel? Ik vind het sowieso een vraag die niet alleen mij ongemakkelijk laat voelen maar ik ook niet vind kunnen met Ruben erbij. Wat zou Ruben zelf op zo’n moment denken? ‘Waar gaat dit over?’ of ‘man, geef gewoon die kaas, ga gewoon door’. Thuis zegt Ruben vaak genoeg wanneer anderen met elkaar in gesprek zijn ‘wat?’ of ‘wat is er?’

Ik snap dat de man het anders bedoelt.. Dat het helpen van Ruben veel vraagt, dat de zorg zwaar zal zijn. En natuurlijk, het is hard werken maar ik zie dit niet als ‘last’. Ik voel met de blik erbij en het constant niet naar Ruben kijken, niet tegen hem praten toch ook een ‘aah, wat zielig’. En als Ruben iets niet is, is het zielig! Als iemand vol kan genieten van alleen dit uitstapje is hij het wel! Ik begin me ook een beetje ongemakkelijk te voelen en Ruben zegt ook niet veel meer. We ronden het maar af en ik vraag of we af kunnen rekenen. Ik denk altijd op dit soort momenten dat Ruben zich juist van de domme houd. Dan zeg ik lekker helemaal niks meer denkt hij dan. Of hij zegt juist iets met niks zeggen. Zoals hij laatst wijselijk niks zei bij de specialist binnen en alleen maar naar de deur wees. Dát zei op dat moment voor een beetje goed verstaander meer dan genoeg!

De man vraagt nog ‘kan hij zich wel uiten?’ Voor mij een gekke vraag. Want hee, hij uit zich toch! De hele tijd al terwijl we hier in de winkel zijn! Dit denk ik maar zeg ik niet- wat ik eigenlijk in het vervolg wel zou moeten doen. Want eigenlijk zou ik kunnen zeggen ‘Het is niet de taal die u kent maar hij praat de hele tijd!’ In plaats daarvan zeg ik alleen maar ‘ja hoor!’ Bij de kassa vraagt de man nog ‘Wil hij nog een plakje worst’ Dat maakt het voor mij compleet dat deze meneer in oude gedachten leeft. Hij ziet een rolstoel en ook alleen maar een rolstoel en een zorgbehoevend iemand. Niet iemand waar je ook gewoon hallo tegen kunt zeggen en een gesprek mee aan kunt gaan!

We lopen door naar de boekwinkel waar we beloofd hadden dat Ruben iets uit mocht kiezen. Vrij snel belanden we bij de Avi 1-2 en de voorleesboeken van ditzelfde niveau. De verkoopster vraagt aan Ruben of ze hem kan helpen. Ik laat hem Hallo met de spraakcomputer zeggen en meer is er eigenlijk niet nodig. Ze ziet Ruben wijzen en pakt wat boeken uit deze rij. Hij laat haar vertellen en luistert. Wanneer ik een stapje achteruit zou doen zou hij samen met de verkoopster het boek uit kunnen kiezen. Er is maar een klein beetje sturing nodig. ‘Hee, een boek over de ruimte of spannende verhalen van Paul van Loon’. ‘Jaa, Paul van Loon, die ken ik van Kinderen voor kinderen’. ‘Kent u die ook, kinderen voor kinderen pakt uit?’

Er is niet meer nodig dan een ‘hallo’, contact met elkaar maken en een goed verstaander..