Modelleren?

Ruben kijkt vragend naar de kast. Met een hele gerichte blikrichting, houding en op allerlei non- verbale manieren maakt Ruben al iets duidelijk. Ik zeg ‘Wil je wat vragen?’ waarop Ruben zelf naar de vragen pagina op zijn spraakcomputer gaat. Hij zegt ‘ik heb een vraag’. Waarop ik zijn zin aan vul met ‘Ik heb een vraag over’. En ik vraag waar het over gaat; tik op zijn computer in ‘doen’ ‘gaan’ ‘vertellen’ en houd het verder open. Ruben gaat zelf naar de tijd pagina op zijn computer en zegt ‘nu’ Hij zegt verbaal vaak ‘ik wil’ op zijn manier zonder de ‘k’ ertussen en roept dit hard. Ik modelleer wat hij zegt op zijn spraakcomputer ‘ik wil..’ Waarop Ruben aan vult met ‘ik wil bal spel’. Waarop ik naar de werkwoorden pagina ga en aanvul met ‘spelen’. Waarop Ruben zijn eigen woorden gaat kiezen en ook door de werkwoorden pagina’s gaat. Hij zegt ‘Ik wil bal dansen spel doen’. Ik pak de doos met het balspel en laat Ruben de ballen uit de doos halen. Onderwijl vraag ik met zijn spraakcomputer ‘wat doen?’ en blader door de pagina’s. Hij wijst naar alle andere ballen die we hebben en zegt ‘meer’. Je hebt heel veel varianten en ik vraag hem wanneer de ballen erop liggen; gaan we ze (er)uit gooien, wedstrijd doen, (er)in houden? Waarop hij geen van de woorden die ik modelleer zegt maar het woord ‘circus’ zegt. Ah! En hij vult aan met ‘circus spelen’. Zo ontstaat er een heel gesprek over wat en hoe we het spel gaan doen.

We starten het spel nadat ik modelleer ‘op de plaatsen klaar, starten maar’. Ruben houdt stevig de lussen van de parachute vast en is super fanatiek erin! Hij zal niet snel los laten! Tussen het spel door geef ik wat kreten met de spraakcomputer als ‘oeps’, ‘gek’ ‘fantastisch’ waarop Ruben een keer ‘wow’ roept en ‘leuk’. Wanneer we de ballen hoog houden en er een aantal eruit vliegen vliegt Ruben met zijn hele lijf de kant waar de ballen heen gingen op. Hij kijkt boos erbij waarop ik zeg ‘ballen’ en hij het woordje ‘pakken’. Geen enkele bal mag eruit vliegen. Want ho, dan is het spel klaar en Ruben houd het heel lang vol!  Op een gegeven moment wijst hij naar achteren.. Nou ja zijn elleboog houd hij naar achteren en hij probeert zijn hoofd mee die kant op te draaien. ‘wat is er?’ Ik draai zijn stoel een beetje die kant uit. Waarop Ruben naar de tv wijst. Ik zet de tv pagina op zijn spraakcomputer op. Hierop zegt Ruben direct ‘muziek!’ ah wil je muziek bij het spelen? Hele duidelijke ja knik/ Ik modelleer hoe hij dit kan zeggen ‘kan muziek aan’ of ‘mag muziek aan’ waarop Ruben zegt ‘muziek aanzetten’. Ik voeg het woordje ‘van’ toe. ‘Muziek aanzetten van’. Het is dolle pret met spelen en harde muziek aan!

Je ziet ons veel op Ruben zijn spraakcomputer woorden in tikken. Je zou zeggen, het is toch zijn computer? Maar een spraakcomputer kan iemand niet direct helemaal zelf inzetten. Ook al zitten de woorden in Ruben zijn hoofd, het kunnen uiten van de taal is een leerproces. Dat wat wij doen heet modelleren. Voordoen en meenemen in taal en manieren laten zien. Dit kan op een spraakcomputer maar ook op andere manieren met dezelfde taal als in de spraakcomputer ondersteund met allerlei andere manieren van communicatie. Dat waar wij Ruben non- verbaal naar zien kijken modelleren we op zijn computer maar ook woorden die hij zegt vullen we (of we wachten tegenwoordig even totdat hij zelf aan vult) aan. Zo leert hij meer met zijn spraakcomputer te communiceren om de taal in te zetten en leert hij dat anderen hem sneller begrijpen wanneer hij naast de taal die hij al geeft (maar voor een onbekende moeilijk te lezen is) zijn spraakcomputer in zet. Plus daarnaast sneller kan zeggen wat hij wil, wat hij van iets vind, wat hij voelt en wat hij niet wil!

Wij modelleren op Ruben zijn spraakcomputer maar zeggen vaak ook wat wij zo zeggen met zijn spraakcomputer met een paar of meer woorden. Zo praten we in dezelfde taal. Doordat Ruben iedereen in zijn omgeving op dezelfde manier ziet praten zal hij zelf ook sneller de functie van het meer zeggen met zijn spraakcomputer in zien. Eigenlijk kun je het zien als een andere taal aanleren. Spaans heb je ook niet binnen 1 dag geleerd. Iemand of iets zal je hierin meenemen en er zal een tijd overheen gaan voordat je die andere taal met meerdere woorden, vervoegingen en dergelijke kunt spreken.

Ruben heeft zijn spraakcomputer nu ruim 2,5 jaar en nu zien we het effect van het al die tijd modelleren én in dezelfde taal spreken!
Uit onderzoek is naar voren gekomen dat een zich normaal ontwikkelend kind gemiddeld 4380 uur aan spraakvoorbeelden krijgt voordat het zelf gaat praten rond de leeftijd van 18 maanden. Je kunt je voorstellen dat dit met voorbeelden met een spraakcomputer langer zal duren. Het is dus de kunst om continu spraakvoorbeelden te geven en er nog weinig voor terug te verwachten. En pats, ineens is het er! Zoals we nu merken bij Ruben dat hij ineens door heeft dát hij meer bereikt door echte zinnen te maken. Vaak zegt hij nu uit zichzelf de woorden kunnen, hebben, willen en nog veel meer werkwoorden of kernwoorden als de ik om zich te laten horen. Daarbij heeft Ruben zelf zijn woordenschat zo uitgebreid dat hij hele andere woorden kiest dan wat je op dat moment zou denken. Hij kan heel gevat uit de hoek komen dan!

Hij zei bijvoorbeeld uit zichzelf bij het Sinterklaasjournaal ‘Sinterklaas, wie ben jij?’ Door hierop door te vragen, modelleren, het gesprek aan te gaan weten we nu 100% zeker dat het geen vermoeden meer is maar Ruben écht niet meer in Sinterklaas gelooft!